Wie voor het eerst op een roeifiets stapt, moet zich inprenten: ik kan niet fietsen. Het evenwicht voelt totaal anders aan dan op een gewone fiets. Maar na honderd kilometer gaan zelfs de deuren naar de Europese kampioenschappen open.
Wie aanspraak en aandacht wil, laat de hond thuis en toert een stukje door de stad op een roeifiets. Gesprekken op straat stokken, jongetjes kijken verheugd alsof een circuskaravaan langs trekt, voetgangers spreken hun verbazing uit of schaterlachen, een enkeling scheldt: ‘Eikel!’ Sta je ergens stil, op de pont of voor een stoplicht, dan is er altijd iemand die je uithoort alsof je een fietsverkoper bent. Wat kost-ie? Bijna 4500 gulden. Hoe hard kan-ie? Uh, iemand, niet ik, ook niet een professionele wielrenner, reed in een uur 53 kilometer.
Mijn record is 38 kilometer, tien seconden lang. Zeg, en bagage, kun je die. . . Wilt u een foldertje? Ik wil harder en bel de ontwerper, Derk Thijs, van wie ik de Thys 222 twee weken in bruikleen heb. Zou het kunnen dat ik mijn kracht niet kwijt kan, dat ik een groter verzet nodig heb? ‘Welnee, helemaal niet nodig. Weet je dat ik pas naar het zwaarste verzet schakel als ik 45, 48 kilometer rij? Mensen vragen me vaker om een groter verzet. Ik begin er niet aan, dan gaan ze zich alleen maar forceren en blesseren: aan de rug, aan de knieen, en dan heeft de roeifiets het gedaan. Terwijl het gewoon aan hun fietstechniek ligt. Hoeveel heb je nu gereden? Honderd kilometer? Het duurt zeker zeshonderd tot duizend kilometer voordat je de techniek helemaal onder de knie hebt. Het is de kunst om op een licht verzet te rijden, niet te snel naar voren te buigen en je slag optimaal te benutten.’
De enige onderdelen van de lage roeifiets die aan een gewone fiets doen denken, zijn de twee wielen met spaken, de bel en de handremmen. Voor de rest is alles anders. Fietsen gaat zo: voeten naar je toe trekken, knieen helemaal optrekken, armen naar voren strekken, dan tegelijk aan het stuur trekken en de voetslee over de boegspriet wegtrappen. Even in het kromme en platte zadel achterover leunen, weer opveren en de beweging herhalen.
Ontwerper en bouwer Derk Thijs op de roeifiets – klik op de foto en zie de fietsslag
De Thys 222 heeft tandwiel noch ketting, maar een snek, afgekeken van de klokkenmakers die de snek gebruiken als tegenwicht tegen de afnemende kracht van een veer. Op de roeifiets is het een afgetopte aluminium kegel met een soort schroefdraad, plus een staalkabel die een paar keer rond de snek is gedraaid. De druk die je op de pedalen voelt, is variabel: naarmate je verder in de slag zit, voel je meer weerstand. Zeven versnellingen zitten er op de Thys 222; met een derailleur verschuif je de kabel naar een grotere of kleinere schijf op de snek en begint de slag lichter of zwaarder.
Het klinkt allemaal ingewikkeld en dat is het ook. Althans, in het begin. Wie voor het eerst op het fitness-voertuig stapt, moet zich inprenten: ik kan niet fietsen. Het evenwicht voelt totaal anders aan dan op een gewone fiets. Na vijftien minuten instructie van Thijs fiets ik, met de voeten vastgeklikt in de voetslee, slingerend weg en een uur later is de angst om te vallen verdwenen.
Twee weken en honderd kilometer later rij ik een stukje mee tijdens de Europese kampioenschappen. Afgelopen weekeinde werden die op en rond Neeltje Jans verreden. Zo informeel is het pionierende roeifietswereldje: iedereen die over een roeifiets beschikt – in Nederland zijn dat een paar honderd mensen – mag meedoen.
Veertig kandidaten van zeer uiteenlopend niveau hadden zich ingeschreven. Zondag was een rally van tachtig kilometer rond de Oosterschelde en het Veersemeer. Zo’n dertig kilometer na de start, vlak voor de Zeelandbrug, stap ik uit de auto en pak de roeifiets. Het kopgroepje, met daarin Derk Thijs, roeier Ronald Florijn, Ymte Sijbrandij (die ongeveer alle wedstrijden wint die op gewone ligfietsen verreden worden) en Peter van Wonderen (een tandarts die dagelijks vijftig kilometer heen en weer naar zijn werk roeifietst), vliegt voorbij. In een schitterende, gepolijste stijl. Vooral de versnelling die ze op het laatst van de slag weten te maken is jaloersmakend. Dat hupje.
Op de brug komen met grote tussenpozen de andere deelnemers langs. Onder hen Hilda Hoekstra, in 1991 Nederlands jeugdkampioen in de skiff, Andrea Klapheck, succesvol Duits roeister, de Duitser Norbert Schmid, vroeger roeier en tegenwoordig triatleet, voormalig meervoudig kampioene windsurfen Bep Thijs, triatlete Bernadette Zevenhuizen en een man met een been. Opvallende afwezigen: klassieke wielrenners, ze lijken allergisch voor roeifietsen.
Ook afwezig op de rally, tot zijn spijt, is de Tilburger Wout Conijn (21). Hij is er erg op gebrand om industrieel ontwerper en veelvuldig Europees en wereldkampioen windsurfen Thijs een keer op zijn eigen fiets voorbij te rijden. ‘Iemand moet hem ooit verslaan, maar wie gaat dat doen? Niemand heeft zoveel techniek als hij.’
Van Instanbul naar Tibet
Tijdens het criterium over vijftien kilometer, zaterdag, werd Conijn derde en won Thijs. Die schreef ook de tijdrit op zijn naam. Maar de Tilburger presteerde op de roeifiets iets anders wat Thijs hem niet heeft nagedaan: hij reed in 1997 van Istanbul naar Tibet. Een dikke dertig kilo bagage had hij bij zich. Vol jeugdig enthousiasme was hij begonnen, op een voorloper van de Thys 222, nog met gewone fietsketting, om in de bergen te ontdekken dat de roeifiets vooral een polderapparaat is. ‘De aandrijving wordt na iedere slag even onderbroken. In de bergen slaat dan iedere keer de zwaartekracht toe. Zeker als je bepakt bent, heb je bij iedere slag het gevoel dat je een kruiwagen optilt.’
De ruwe wegen in de Iraanse woestijn vormden geen probleem. Toch dacht hij daar aan opgeven. Iedere keer als hij na een slag met zijn rug het zadel raakte, voelde hij een soort messteek tussen zijn bovenste wervels. Die martelgang eindigde na twee dagen toen hij op een bazaar een stuk schuimrubber kon aanschaffen waarmee hij het zadel kon modificeren.
Tegen het grindasfalt van Neeltje Jans
Terwijl ik tijdens de rally zo’n 25 kilometer afsnijd, voel ik onderop mijn rug het rauwe plekje dat bijna iedere roeifietser oploopt en dat pas na veel kilometers plaats maakt voor eelt. Ik ben net op tijd terug om de kopgroep te zien finishen. Thijs komt met 57 kilometer per uur en een hartslag van ongeveer 180 aanscheuren. Sijbrandij wordt tweede met een handvol seconden verschil; hij lijkt geen last te hebben van de trits schaafwonden die hij de dag ervoor opliep. Al heeft de Fries 1200 kilometer roeifietservaring tijdens een sprintvoorronde schakelde hij verkeerd, maakte een misslag, slingerde vervaarlijk, bleef kracht zetten, en sloeg tegen het grindasfalt van Neeltje Jans.
Peter van Wonderen (derde in de rally) weet Thijs in het slotnummer, de sprintfinale te verslaan. Wout Conijn kan blij zijn, eindelijk is de maestro een keer de loef afgestoken. De industrieel ontwerper is zelf ook niet echt ontevreden over zijn sprintnederlaag: ‘Het is commercieel gezien niet goed als ik alles win.’
September 18, 1999 – de Volkskrant